We denken allemaal dat de kwaliteit van een kunstwerk, van een kunstenaar bewezen is als hij ons ontroert, schokt. Maar dan zouden toch eerst onze eigen kwaliteiten in oordeel en gevoel bewezen moeten zijn: wat niet het geval is. Wie heeft er in het rijk van de beeldende kunst méér ontroering en verrukking gewekt dan Bernini, wiens invloed is machtiger geweest dan die van de post-Demosthenische retor, die het asianisme introduceerde en twee eeuwen lang liet overheersen? Deze heerschappij gedurende hele eeuwen is nog geen enkel bewijs voor de kwaliteit en duurzame geldigheid van een stijl; daarom moet men niet te zeker zijn van het goed vertrouwen dat men in een kunstenaar stelt: dat is immers niet alleen vertrouwen in de waarachtigheid van ons gevoel, maar ook in de onfeilbaarheid van ons oordeel, terwijl het oordeel of het gevoel of beide zelf te grof of te fijn van aard, overspannen of ruw kunnen zijn. Ook de zegeningen en bezielde momenten van een filosofie of godsdienst vormen nog geen bewijs voor hun waarheid: net zomin als het geluk dat de krankzinnige uit zijn idee-fixe put, een bewijs is voor de redelijkheid van dat idee.
Hier onder kunt u 40 aforismen lezen uit het boek ‘Menselijk al te menselijk’ . In totaal staan er bijna 1400 aforismen in en in de Nederlandse uitgave van de Arbeiders pers zijn die verdeeld over ruim 550 bladzijden. Het boek is eerst in losse delen gepubliceerd tussen 1887/80 en in 1886 onder deze titel verschenen.
Het boek is deels geschreven vanuit een zwaar gemoed dat gevoed werd door ziekte, afscheid en twijfel. Door zware hoofdpijnen en slecht ogen is Nietzsche min of meer gedwongen in korte aforismen te schrijven die voornamelijk over de psyche van de mens gaat, grote twijfel of zijn eigen aard, afkomst en toekomst hebben deze keuze natuurlijk gestuurd. Door de vele korte aforismen die ,ondanks hun lengte, toch vaak veel te zeggen hebben is dit boek naar mijns inziens een goed boek om mee te beginnen als Nietzsche onbekend is, een paar aforismen per dag en de wereld gaat er vanzelf anders uitzien.
Ik kan ten zeerste aanraden dit boek te kopen en op het nachtkastje te leggen.
161 Zelfoverschatting in het geloof aan kunstenaars en filosofen
162 Cultus van het genie uit ijdelheid
210 Kalme vruchtbaarheid
De geboren aristocraten van de geest zijn niet overijverig; hun scheppingen verschijnen en vallen op een kalme herfstavond van de boom, zonder dat ze haastig begeerd, opgedreven en door weer iets nieuws verdrongen worden. Het onafgebroken willen scheppen is vulgair en wijst op na-ijver, jaloezie, eerzucht. Als men iets is, hoeft men eigenlijk niets te maken,-en doet toch een heleboel. Er is boven de 'productieve' mens nog een hoger geslacht.
252 Het genot van het kennen
Waarom is de kennis, het element van de onderzoeker en filosoof, met genot verbonden? Eerst en vooral omdat men zich daarbij bewust wordt van zijn kracht, dus om dezelfde reden als waarom gymnastische oefeningen ook zonder toeschouwers genotrijk zijn. Ten tweede omdat men in het verloop van de kennis over oudere voorstellingen en hun representanten heen komt, overwinnaar wordt of dat op zijn minst denkt te zijn. Ten derde omdat wij ons door een nieuw inzicht, hoe gering het ook is, boven alle mensen verheffen en het gevoel hebben de enigen te zijn die hier de waarheid kennen. Deze drie redenen tot genot zijn de belangrijkste, maar afhankelijk van de aard van het kennende subject zijn er nog vele bijkomende redenen.-Een niet onaanzienlijke lijst wordt daarvan gegeven op een plaats waar men die niet zou zoeken, in mijn paraenetisch geschrift over Schopenhauer: met de formuleringen waarvan iedere ervaren dienaar van de kennis vrede kan hebben, zij het ook dat hij het ironische zweem dat over die bladzijden schijnt te liggen, weg zal wensen. Want als het waar is dat er voor de totstandkoming van de geleerde 'een massa kleine, zeer menselijke driften en driftjes bij elkaar gegoten moet worden,'70 dat de geleerde weliswaar een zeer edel, maar geen onvermengd metaal is en 'uit een ingewikkeld vlechtwerk van zeer uiteenlopende aandriften en prikkels bestaat': dan geldt dat ook voor het ontstaan en karakter van de kunstenaar, de filosoof, het morele genie-en hoe al die roemruchte, grote namen ook mogen luiden, die in die publicatie geroemd worden. Al het menselijke verdient wat zijn ontstaan betreft met ironie bezien te worden: daarom is de ironie in de wereld zo overbodig.
264 De geestrijke overschat óf onderschat
283 Voornaamste gebrek van de actieve mensen
De actieven ontbreekt het gewoonlijk aan hogere activiteit: ik bedoel individuele. Ze zijn als ambtenaar, koopman, geleerde, met andere woorden als soortwezen actief, maar niet als specifiek, individueel, uniek mens; in dit opzicht zijn zij lui.-Het is het ongeluk van de actieven, dat hun activiteit haast altijd ietwat irrationeel is. Zo mag men een bankier die geld verzamelt niet naar het doel van zijn rusteloze activiteit vragen: die is irrationeel. De actieven rollen zoals een steen rolt, ze gehoorzamen de domheid van de mechanica.-De mensen vallen, ook nu nog net zogoed als altijd, in slaven en vrijen uiteen; want wie niet twee derde van de dag voor zichzelf heeft, is een slaaf, en dan mag hij verder zijn wat hij wil: staatsman, koopman, ambtenaar, geleerde.
475 De Europese mens en de vernietiging van de naties
De handel en de industrie, het boeken- en briefverkeer, de gemeenschappelijkheid van alle hogere cultuur, het snel wisselen van huis en landschap, het tegenwoordige nomadenleven van alle niet-landeigenaren, - deze omstandigheden leiden onafwendbaar tot een verzwakking en uiteindelijk de vernietiging van de naties, althans de Europese: zodat er door voortdurende kruisingen een mengras, dat van de Europese mens, uit alle moet ontstaan. De profilering van de naties door de schepping van nationale animositeiten werkt dit doel bewust of onbewust tegen, maar niettemin gaat het proces van die vermenging voort, ondanks die tijdelijke tegenstromen: dit kunstmatige nationalisme is overigens net zo gevaarlijk als het kunstmatige katholicisme is geweest, want het is in essentie een gewelddadige noodtoestand, een staat van beleg, die door een minderheid voor een meerderheid afgekondigd is, en het gebruikt listen, leugens en geweld om zijn aanzien te bewaren. Niet het belang van de meerderheid (de volken), zoals men wel zegt, maar bovenal het belang van bepaalde vorsten-dynastieën, en voorts dat van bepaalde klassen in de handelswereld en de samenleving, zetten tot dit nationalisme aan; heeft men dit eenmaal ingezien, dan behoort men zich alleen maar onbeschroomd voorgoede Europeanen uit te geven en metterdaad aan de samensmelting van de naties te werken: waarbij de Duitsers kunnen meehelpen door hun oude, beproefde eigenschap van tolk en bemiddelaar tussen de volken. - Tussen haakjes: het hele probleem van de. joden bestaat alleen binnen de nationale staten, aangezien hun daadkracht en grotere intelligentie, hun in een lange lijdensschool van generatie op generatie geaccumuleerde geestes- en wilskapitaal hier wel overal in een afgunst en haat opwekkende mate het overwicht moet verkrijgen, zodat de literaire onhebbelijkheid in alle naties van vandaag de overhand neemt-en des te meer, naarmate deze zich weer nationaal profileren-, om de joden als zondebok voor alle mogelijke openbare en innerlijke misstanden naar de slachtbank te leiden. Zodra het niet meer om de conservering van naties, maar om de voortbrenging van een zo sterk mogelijk mengras gaat, is de jood als ingrediënt even bruikbaar en wenselijk als welke andere nationale rest ook. Onaangename, of zelfs gevaarlijke eigenschappen heeft elke natie, ieder mens: het is wreed om te eisen dat de jood daarop een uitzondering vormt. Misschien kunnen die eigenschappen bij hem in bijzondere mate gevaarlijk en afschrikwekkend zijn; en misschien is de jeugdige beursjood wel de weerzinwekkendste van alle uitvindingen van het mensdom. Desondanks ben ik benieuwd hoeveel men, bij een eindafrekening, van een volk door de vingers moet zien dat, niet buiten ons aller schuld, van alle volken de smartelijkste geschiedenis achter de rug heeft, en aan wie wij de edelste mens (Christus), de zuiverste wijze (Spinoza), het machtigste boek en de indrukwekkendste zedenwet van de wereld te danken hebben. Bovendien: in de donkerste tijd van de Middeleeuwen, toen het Aziatische wolkendek zwaar boven Europa hing, waren het de joodse vrijdenkers, geleerden en artsen, die de banier van Verlichting en geestelijke onafhankelijkheid ondanks de hardste persoonlijke druk bleven vasthouden en die Europa tegen Azië verdedigden; het is niet in de laatste plaats aan hun inspanningen te danken dat er ten slotte weer een natuurlijkere, redelijkere en in elk geval mythische verklaring van de wereld kon zegevieren en dat de culturele schakel die ons thans met de verlichting van de Grieks-Romeinse oudheid verbindt, ongebroken bleef. Terwijl het christendom alles heeft gedaan om de occident te oriëntali-seren, heeft het Jodendom er in belangrijke mate aan meegeholpen het steeds weer te occidentaliseren: wat in zekere zin zoveel betekent als Europa's taak en geschiedenis tot een voortzetting van de Griekse te maken.
494 Doel en wegen
Velen zijn hardnekkig met betrekking tot de eenmaal ingeslagen weg, weinigen met betrekking tot de bestemming.
511 Trouw aan een overtuiging
Wie veel te doen heeft, houdt bijna onveranderd vast aan zijn algemene meningen en standpunten. Zo ook iedereen die in dienst van een idee werkt: hij zal die idee zelf nooit meer toetsen, daar heeft hij geen tijd meer voor; het is zelfs in strijd met zijn belang, haar op welke manier dan ook nog als iets discutabels te beschouwen.
522 Zwak geweten
Mensen die over hun betekenis voor de mensheid praten, hebben met betrekking tot gewone burgerlijke betrouwbaarheid, het nakomen van overeenkomsten en beloften, een zwak geweten.
586 Over de uurwijzer van het leven
Het leven bestaat uit zeldzame, op zichzelf staande momenten van bijzondere betekenis en ontelbaar veel intervallen waarin ons, in het gunstigste geval, de schimmen van die momenten omzweven. De liefde, de lente, elke mooie melodie, de bergen, de maan, de zee-alles spreekt maar één keer helemaal tot het hart: als het al ooit aan het woord komt. Want veel mensen kennen die momenten in het geheel niet en zijn zelf een interval en rust in de symfonie van het werkelijke leven.
589 De eerste gedachte van de dag
De beste methode om elke dag goed te beginnen is: bij het ontwaken te bedenken of men niet ten minste één mens op deze dag een plezier zou kunnen doen. Als dit als een vervanging voor de godsdienstige gewenning van het gebed kon fungeren, zouden de medemensen voordeel bij deze verandering hebben.
616 Van het heden vervreemd
Het heeft grote voordelen om eens in sterkere mate van zijn tijd te vervreemden en als het ware van zijn oever af teruggedreven te worden naar de oceaan van wereldbeschouwingen uit het verleden. Als men van daaruit naar de kust kijkt, overziet men ongetwijfeld voor het eerst haar totale aanzien en men heeft, als men haar weer nadert, het voordeel haar over het geheel beter te begrijpen dan degenen die haar nooit verlaten hebben.
632 Wie niet verschillende overtuigingen heeft doorlopen
Wie niet verschillende overtuigingen heeft doorlopen, maar in dat geloof blijft hangen in het net waarvan hij het eerst verstrikt raakte, is altijd en overal, juist vanwege die onveranderlijkheid, een vertegenwoordiger van achtergebleven culturen; zoals past bij dit gebrek aan beschaving (die altijd beschaafbaarheid veronderstelt), is hij hard, dom, hardleers, zonder mildheid, iemand die altijd en eeuwig anderen verdacht maakt en geen scrupules kent, die alle middelen te baat neemt om zijn mening veld te doen winnen, omdat hij totaal niet kan begrijpen dat er ook andere meningen moeten zijn; in dat opzicht is hij misschien een krachtbron en voor al te vrij en slap geworden culturen misschien zelfs heilzaam, maar dan toch alleen omdat er een sterke stimulans van hem uitgaat, hem tegenspel te geven: want daardoor wordt het delicatere gewrocht van de nieuwe cultuur, die gedwongen is hem te bevechten, zelf sterk.
637 Uit de hartstochten
Uit de hartstochten vloeien de meningen voort; door de traagheid van geest verstarren deze dan tot overtuigingen. - Wie zich echter met een vrije, rusteloos levendige geest begiftigd voelt, kan deze verstarring verhinderen door permanente verandering; en helemaal als hij in alle opzichten een denkende sneeuwbal is, zal hij hoegenaamd geen meningen, alleen maar zekerheden en nauwkeurig afgemeten waarschijnlijkheden in zijn hoofd hebben zitten.-Maar wij, die gemengde naturen zijn en nu eens van vuur doorgloeid dan weer door geest verkleumd worden, willen voor de gerechtigheid knielen, die de enige godin is die wij erkennen. Het vuur in ons maakt ons gewoonlijk onrechtvaardig en naar de norm van die godin onrein; nooit mogen wij in deze toestand haar hand beetpakken, nooit rust dan de ernstige glimlach van haar welgevallen op ons. Wij vereren haar als de gesluierde Isis van ons leven; beschaamd brengen wij haar het zoenoffer van onze pijn, als het vuur ons schroeit en ons verteren wil. De geest is het die ons redt en voorkomt dat we helemaal uitgloeien en verkolen; hij rukt ons nu en dan weg van het offeraltaar der gerechtigheid, of hult ons in een weefsel van asbest. Dan, verlost van het vuur, gaan wij van de ene mening naar de andere voort, gedreven door de geest, en doorlopen de wisseling der partijen, als edele verraders van alle dingen die maar verraden kunnen worden - en nochtans zonder een gevoel van schuld.
638 De reiziger
18 Drie soorten denkers
Er zijn stromende, vloeiende, druppelende minerale bronnen; en dienovereenkomstig zijn er drie typen denkers. De leek beoordeelt hen op grond van de massa van het water, de kenner op grond van de kwaliteit van het water, dus op grond van datgene wat nu juist niet water in hen is.
46 Het menselijke 'ding-op-zichzelf
Het kwetsbaarste en toch onover-winnelijkste fenomeen is de menselijke ijdelheid: wat meer is, door de verwonding neemt zijn kracht toe en kan ten slotte reusachtig worden.
58 Gevaarlijke boeken
79 Twee maal onrechtvaardig
89 De zede en haar offer
105 Taal en gevoel
125 De cirkel moet voltooid worden
Wie een filosofie of kunstvorm tot aan het einde van haar baan en om dat einde heen verkend heeft, begrijpt vanuit zijn innerlijke ervaring, waarom de latere meesters en leraren haar in de steek lieten, dikwijls met een misprijzend gezicht, voor een nieuwe baan. De cirkel moet nu eenmaal omschreven worden,-maar het individu, hoe groot het ook mag zijn, zit op zijn punt van de omtrek vast, met een onvermurwbaar koppig gezicht, alsof de cirkel nooit gesloten mag worden.
191 Voor en tegen nodig
Wit niet begrepen heeft dat alle grote mannen niet alleen gestimuleerd maar ook, ter wille van de algemene welvaart, bestreden moeten worden, is zeker nog een groot kind-of zelf een groot man.
198 Schutters en denkers
Er zijn curieuze schutters, die weliswaar het doel missen, maar de schietbaan toch met de heimelijke trots verlaten dat hun kogel in elk geval heel ver (zij het voorbij aan het doe! gevlogen is, of dat zij weliswaar niet het doel, maar toch iets anders geraakt hebben. En er zijn precies zulke denkers.
201 Misverstand bij de filosofen
De filosoof denkt dat de waarde van zijn filosofie in het geheel ligt, in het bouwwerk: voor het nageslacht ligt zij in de steen waarmee hij bouwde en waarmee voortaan nog vaak, en beter, gebouwd zal worden: dus hierin, dat dat bouwwerk verwoest kan worden en toch nog als materiaal waarde heeft.
232 De diepen
Diepdenkende mensen komen zichzelf in de omgang met anderen als komedianten voor, omdat zij hier, om begrepen te worden, altijd eerst moeten veinzen een opppervlakte te hebben.
237 De reiziger in de bergen tot zichzelf
Er zijn betrouwbare aanwijzingen voor, dat je vooruit en hogerop gekomen bent: om je heen is het nu vrijer en zijn er ruimere perspectieven dan eerst, de lucht waait je koeler, maar ook milder toe,-je hebt de dwaasheid immers afgeleerd om mildheid en warmte met elkaar te verwarren -, je manier van lopen is kwieker en zekerder geworden, moed en omzichtigheid zijn met elkaar vergroeid:-om al deze redenen mag je weg dan eenzamer, en in elk geval gevaarlijker zijn dan die je vroeger ging, maar beslist niet zoveel méér dan de mensen geloven die jou, reiziger, vanuit het nevelige dal over de bergen zien marcheren.
270 Het eeuwige kind
303 Wanneer het nodig is halt te houden
358 Nooit voor niets
In het gebergte van de waarheid klauter je nooit voor niets: óf je komt vandaag al verder naar boven, óf je oefent je krachten om morgen hoger te kunnen klimmen.
408 De tocht naar de Hades. -
Ook ik ben in de onderwereld geweest, net als Odysseus, en zal dat nog meermalen zijn; en niet alleen hamels heb ik geofferd, om met enkele gestorvenen te kunnen praten: ook mijn eigen vlees en bloed heb ik niet gespaard. Vier paren waren het die mij, de offeraar, niet in de steek lieten: Epicurus en Montaigne, Goethe en Spinoza, Plato en Rousseau, Pascal en Schopenhauer. Met hen moet ik discussiëren als ik lange tijd alleen heb rondgetrokken, door hen wil ik mij gelijk en ongelijk laten geven, naar hen wil ik luisteren als zij elkaar dan onderling gelijk en ongelijk geven. Wat ik ook zeg, besluit, voor mijzelf en anderen uitdenk: op dit achttal richt ik de ogen én zie de hunne op mij gericht. -Mogen de levenden het mij vergeven, als zij mij soms als schimmen voorkomen, zo verbleekt en korzelig zijn zij, zo onrustig en ach! zo begerig naar leven: terwijl die anderen mij dan zo levendig lijken, alsof zij nu, na de dood, nooit meer levensmoe kunnen worden. De eeuwige levendigheid is echter het belangrijkste: wat doet het 'eeuwige leven' en eigenlijk alle leven ertoe!
II De vrijheid van de wil en de isolering van de feiten
Onze normale, onnauwkeurige waarneming ziet een groep van verschijnselen als één geheel en noemt haar een feit: tussen dat feit en een ander stelt zij zich bovendien een lege ruimte voor, zij isoleert elk feit. In werkelijkheid is ons handelen en kennen echter nooit het gevolg van feiten en lege tussenruimten, maar een constante stroom. Nu is het geloof aan de vrijheid van de wil juist met het denkbeeld van een constant, homogeen, onverdeeld, ondeelbaar stromen onverenigbaar: het gaat ervan uit dat elke afzonderlijke handeling geïsoleerd en ondeelbaar is; het is een atomistiek op het gebied van het willen en het kennen.-Niet minder onnauwkeurig dan ons begrip van karakters is ons begrip van de feiten: we spreken van gelijke karakters, gelijke feiten: zij bestaan geen van beide. We prijzen en laken echter alleen onder de foutieve veronderstelling dat er gelijke feiten bestaan, dat er een rangorde van categorieën van feiten is, die met een verdeling in waarde-klassen overeenkomt: dus we isoleren niet alleen het specifieke feit, maar op hun beurt ook de groepen van, naar wordt aangenomen, gelijke feiten (goede, slechte, medelijdende, afgunstige handelingen, enzovoort)-wat al even verkeerd is.-Het woord en het begrip vormen de duidelijkste oorzaak waardoor we aan deze isolering van groepen van handelingen geloven: we gebruiken ze niet alleen om de dingen te benoemen, oorspronkelijk denken we het wezen van die dingen ermee te vatten. Woorden en begrippen verleiden ons er nog steeds voortdurend toe, ons de dingen eenvoudiger voor te stellen dan ze zijn, van elkaar gescheiden, ondeelbaar, elk ding een op zichzelf staande wezenheid. Er is een filosofische mythologie in de taal verborgen die zich elk moment weer openbaart, hoe voorzichtig men verder ook is. Het geloof aan de vrijheid van de wil, dat wil zeggen, het geloof aan de gelijke feiten en de geïsoleerde feiten, - heeft in de taal zijn vaste evangelist en pleitbezorger.
51 Klein kunnen zijn
Men moet nog zo dicht bij de bloemen, grassen
en ook vlinders staan als een kind dat niet ver boven ze uit reikt. Wij ouderen zijn evenwel boven ze uit gegroeid en moeten naar ze neerbuigen; ik bedoel, de grassen haten ons, als wij ze onze liefde bekennen. - Wie aan al het goede deel wil hebben, moet bij tijden klein weten te zijn.
52 Inhoud van het geweten
De inhoud van ons geweten is alles wat in de kinderjaren regelmatig zonder reden van ons geëist werd, door personen die wij bewonderden of vreesden. Vanuit het geweten wordt dus het gevoel opgewekt van te moeten ('dit moet ik doen, dat nalaten'), dat niet vraagt: waarom moet ik?-In alle gevallen waarin iets bepaalds met een 'omdat' en een 'waarom' gedaan wordt, handelt de mens zonder geweten; maar daarom nog niet in strijd ermee.-Het geloof aan autoriteiten is de bron van het geweten: het is dus niet de stem Gods in de borst van de mens, maar de stem van een handvol mensen in de mens.
189 De boom van de mensheid en de rede.
220 Reactie op de machinecultuur. -
De machine, zelf een product van de beste denkkracht, activeert bij de personen die haar bedienen bijna alleen de lagere, domme krachten. Zij maakt daarbij een geweldige massa energie vrij die anders zou blijven sluimeren, dat is waar; maar zij geeft niet de stimulans om hoger te stijgen, het beter te doen, een kunstenaar te worden. Zij maakt werkzaam en uniform,-dat veroorzaakt op den duur een reactie, een wanhopige verveling van de ziel, die door de machine naar een ledigheid vol afwisseling leert smachten.
238 Weeldebelasting.
Men koopt in de winkel de noodzakelijke en meest voor de hand liggende dingen en moet er duur voor betalen, omdat men meebetaalt aan wat er nog meer te koop is maar slechts zelden aftrek vindt: het luxueuze en begeerlijke. Zo wordt van de eenvoudige mens die luxe ontbeert, door de luxe toch een voortdurende belasting geheven.
284 Het middel tot werkelijke vrede.
Geen enkele regering geeft tegenwoordig toe dat zij het leger onderhoudt om bij gelegenheid optredende veroveringslusten te bevredigen; nee, ter verdediging moet het dienen. De moraal die de noodweer billijkt wordt als voorspraak aangeroepen. Dat betekent echter: aan onszelf de zedelijkheid en aan de buurman de onzedelijkheid voorbehouden, daar wij hem als aanvals- en veroveringszuchtig moeten zien, terwijl onze staat gedwongen is zich met middelen van noodweer bezig te houden; bovendien bestempelen we de buurman, die net zoals onze staat zijn aanvalszucht loochent en ook zijnerzijds het leger zogenaamd alleen om redenen van noodweer onderhoudt, door onze uitleg waarom wij een leger nodig hebben, tot een huichelaar, een sluwe misdadiger, die maar al te graag een onschuldig, onhandig slachtoffer zonder slag of stoot zou overvallen. Zo nu staan alle staten tegenwoordig tegenover elkaar: zij gaan uit van de kwade bedoelingen van de buurman en de goede bedoelingen bij zichzelf. Deze veronderstelling is echter een onmenselijkheid, even erg of erger nog dan de oorlog: in de grond is zij zelfs al een uitnodiging en aanleiding tot oorlogen, omdat zij, zoals gezegd, de buurman onzedelijkheid toedicht en daardoor zijn vijandige bedoeling en activiteit schijnt te provoceren. De theorie van het leger als een middel van noodweer moet men niet minder grondig afzweren dan de veroveringszucht. En eens komt er misschien een grote dag waarop een volk dat door oorlogen en overwinningen, door de hoogste ontwikkeling van militaire orde en intelligentie onderscheiden is en gewend er de zwaarste offers voor te brengen, vrijwillig uitroept 'wij breken het zwaard'-en zijn hele legerapparaat tot in de laatste fundamenten verwoest. Zichzelf weerloos maken, terwijl men de weerbaarste was, vanuit een verheven gevoel, -dat is het middel tot werkelijke vrede, die altijd op vredelievendheid moet steunen: terwijl de zogenaamde gewapende vrede, zoals hij tegenwoordig in alle landen rondmarcheert, de onvredelievendheid is, die zichzelf noch de buurman vertrouwt en deels uit haat, deels uit angst de wapens niet neerlegt. Liever te gronde gaan dan haten en vrezen, en dubbel zo lief te gronde gaan dan zichzelf gehaat en gevreesd te maken,-ook dit moet eens het opperste maxime van alle nationale samenlevingen worden!-Onze liberale volksvertegenwoordigers hebben, zoals men weet, geen tijd om over de aard van de mens na te denken: anders zouden zij weten dat zij vergeefse moeite doen, als zij zich voor een 'geleidelijke vermindering van de krijgslasten' inspannen. Eerder is het zo dat pas wanneer deze soort nood het hoogst is, ook de soort god nabij zal zijn die hier als enige kan helpen. De boom van de krijgsroem kan alleen maar ineens, door een blikseminslag vernietigd worden: de bliksem komt echter, dat weten jullie, uit de wolk-en uit de hoogte.-