Hier onder kunt u 40 aforismen lezen uit het boek ‘Menselijk al te menselijk’ . In totaal staan er bijna 1400 aforismen in en in de Nederlandse uitgave van de Arbeiders pers zijn die verdeeld over ruim 550 bladzijden. Het boek is eerst in losse delen gepubliceerd tussen 1887/80 en in 1886 onder deze titel verschenen.

Het boek is deels geschreven vanuit een zwaar gemoed dat gevoed werd door ziekte, afscheid en twijfel. Door zware hoofdpijnen en slecht ogen is Nietzsche min of meer gedwongen in korte aforismen te schrijven die voornamelijk over de psyche van de mens gaat, grote twijfel of zijn eigen aard, afkomst en toekomst hebben deze keuze natuurlijk gestuurd. Door de vele korte aforismen die ,ondanks hun lengte, toch vaak veel te zeggen hebben is dit boek naar mijns inziens een goed boek om mee te beginnen als Nietzsche onbekend is, een paar aforismen per dag en de wereld gaat er vanzelf anders uitzien.

Ik kan ten zeerste aanraden dit boek te kopen en op het nachtkastje te leggen.


252 Het genot van het kennen

Waarom is de kennis, het element van de onderzoeker en filosoof, met genot verbonden? Eerst en vooral om­dat men zich daarbij bewust wordt van zijn kracht, dus om dezelfde reden als waarom gymnastische oefeningen ook zonder toeschou­wers genotrijk zijn. Ten tweede omdat men in het verloop van de kennis over oudere voorstellingen en hun representanten heen komt, overwinnaar wordt of dat op zijn minst denkt te zijn. Ten der­de omdat wij ons door een nieuw inzicht, hoe gering het ook is, bo­ven alle mensen verheffen en het gevoel hebben de enigen te zijn die hier de waarheid kennen. Deze drie redenen tot genot zijn de be­langrijkste, maar afhankelijk van de aard van het kennende subject zijn er nog vele bijkomende redenen.-Een niet onaanzienlijke lijst wordt daarvan gegeven op een plaats waar men die niet zou zoeken, in mijn paraenetisch geschrift over Schopenhauer: met de formule­ringen waarvan iedere ervaren dienaar van de kennis vrede kan heb­ben, zij het ook dat hij het ironische zweem dat over die bladzijden schijnt te liggen, weg zal wensen. Want als het waar is dat er voor de totstandkoming van de geleerde 'een massa kleine, zeer menselijke driften en driftjes bij elkaar gegoten moet worden,'70 dat de geleerde weliswaar een zeer edel, maar geen onvermengd metaal is en 'uit een ingewikkeld vlechtwerk van zeer uiteenlopende aandriften en prik­kels bestaat': dan geldt dat ook voor het ontstaan en karakter van de kunstenaar, de filosoof, het morele genie-en hoe al die roem­ruchte, grote namen ook mogen luiden, die in die publicatie ge­roemd worden. Al het menselijke verdient wat zijn ontstaan betreft met ironie bezien te worden: daarom is de ironie in de wereld zo overbodig.

Geen opmerkingen: