Hier onder kunt u 40 aforismen lezen uit het boek ‘Menselijk al te menselijk’ . In totaal staan er bijna 1400 aforismen in en in de Nederlandse uitgave van de Arbeiders pers zijn die verdeeld over ruim 550 bladzijden. Het boek is eerst in losse delen gepubliceerd tussen 1887/80 en in 1886 onder deze titel verschenen.

Het boek is deels geschreven vanuit een zwaar gemoed dat gevoed werd door ziekte, afscheid en twijfel. Door zware hoofdpijnen en slecht ogen is Nietzsche min of meer gedwongen in korte aforismen te schrijven die voornamelijk over de psyche van de mens gaat, grote twijfel of zijn eigen aard, afkomst en toekomst hebben deze keuze natuurlijk gestuurd. Door de vele korte aforismen die ,ondanks hun lengte, toch vaak veel te zeggen hebben is dit boek naar mijns inziens een goed boek om mee te beginnen als Nietzsche onbekend is, een paar aforismen per dag en de wereld gaat er vanzelf anders uitzien.

Ik kan ten zeerste aanraden dit boek te kopen en op het nachtkastje te leggen.


475 De Europese mens en de vernietiging van de naties

De handel en de industrie, het boeken- en briefverkeer, de gemeenschappelijkheid van alle hogere cultuur, het snel wisselen van huis en landschap, het tegenwoordige nomadenleven van alle niet-landeigenaren, - deze omstandigheden leiden onafwendbaar tot een verzwakking en uit­eindelijk de vernietiging van de naties, althans de Europese: zodat er door voortdurende kruisingen een mengras, dat van de Europese mens, uit alle moet ontstaan. De profilering van de naties door de schepping van nationale animositeiten werkt dit doel bewust of on­bewust tegen, maar niettemin gaat het proces van die vermenging voort, ondanks die tijdelijke tegenstromen: dit kunstmatige nationa­lisme is overigens net zo gevaarlijk als het kunstmatige katholicisme is geweest, want het is in essentie een gewelddadige noodtoestand, een staat van beleg, die door een minderheid voor een meerderheid afgekondigd is, en het gebruikt listen, leugens en geweld om zijn aanzien te bewaren. Niet het belang van de meerderheid (de volken), zoals men wel zegt, maar bovenal het belang van bepaalde vorsten-dynastieën, en voorts dat van bepaalde klassen in de handelswereld en de samenleving, zetten tot dit nationalisme aan; heeft men dit eenmaal ingezien, dan behoort men zich alleen maar onbeschroomd voorgoede Europeanen uit te geven en metterdaad aan de samensmel­ting van de naties te werken: waarbij de Duitsers kunnen meehelpen door hun oude, beproefde eigenschap van tolk en bemiddelaar tussen de volken. - Tussen haakjes: het hele probleem van de. joden bestaat alleen binnen de nationale staten, aangezien hun daadkracht en gro­tere intelligentie, hun in een lange lijdensschool van generatie op generatie geaccumuleerde geestes- en wilskapitaal hier wel overal in een afgunst en haat opwekkende mate het overwicht moet verkrijgen, zodat de literaire onhebbelijkheid in alle naties van vandaag de overhand neemt-en des te meer, naarmate deze zich weer nationaal profileren-, om de joden als zondebok voor alle mogelijke openbare en innerlijke misstanden naar de slachtbank te leiden. Zodra het niet meer om de conservering van naties, maar om de voortbrenging van een zo sterk mogelijk mengras gaat, is de jood als ingrediënt even bruikbaar en wenselijk als welke andere nationale rest ook. Onaan­gename, of zelfs gevaarlijke eigenschappen heeft elke natie, ieder mens: het is wreed om te eisen dat de jood daarop een uitzondering vormt. Misschien kunnen die eigenschappen bij hem in bijzondere mate gevaarlijk en afschrikwekkend zijn; en misschien is de jeugdige beursjood wel de weerzinwekkendste van alle uitvindingen van het mensdom. Desondanks ben ik benieuwd hoeveel men, bij een eind­afrekening, van een volk door de vingers moet zien dat, niet buiten ons aller schuld, van alle volken de smartelijkste geschiedenis achter de rug heeft, en aan wie wij de edelste mens (Christus), de zuiverste wijze (Spinoza), het machtigste boek en de indrukwekkendste zeden­wet van de wereld te danken hebben. Bovendien: in de donkerste tijd van de Middeleeuwen, toen het Aziatische wolkendek zwaar boven Europa hing, waren het de joodse vrijdenkers, geleerden en artsen, die de banier van Verlichting en geestelijke onafhankelijkheid on­danks de hardste persoonlijke druk bleven vasthouden en die Europa tegen Azië verdedigden; het is niet in de laatste plaats aan hun in­spanningen te danken dat er ten slotte weer een natuurlijkere, rede­lijkere en in elk geval mythische verklaring van de wereld kon ze­gevieren en dat de culturele schakel die ons thans met de verlichting van de Grieks-Romeinse oudheid verbindt, ongebroken bleef. Ter­wijl het christendom alles heeft gedaan om de occident te oriëntali-seren, heeft het Jodendom er in belangrijke mate aan meegeholpen het steeds weer te occidentaliseren: wat in zekere zin zoveel betekent als Europa's taak en geschiedenis tot een voortzetting van de Griekse te maken.

Geen opmerkingen: