Hier onder kunt u 40 aforismen lezen uit het boek ‘Menselijk al te menselijk’ . In totaal staan er bijna 1400 aforismen in en in de Nederlandse uitgave van de Arbeiders pers zijn die verdeeld over ruim 550 bladzijden. Het boek is eerst in losse delen gepubliceerd tussen 1887/80 en in 1886 onder deze titel verschenen.

Het boek is deels geschreven vanuit een zwaar gemoed dat gevoed werd door ziekte, afscheid en twijfel. Door zware hoofdpijnen en slecht ogen is Nietzsche min of meer gedwongen in korte aforismen te schrijven die voornamelijk over de psyche van de mens gaat, grote twijfel of zijn eigen aard, afkomst en toekomst hebben deze keuze natuurlijk gestuurd. Door de vele korte aforismen die ,ondanks hun lengte, toch vaak veel te zeggen hebben is dit boek naar mijns inziens een goed boek om mee te beginnen als Nietzsche onbekend is, een paar aforismen per dag en de wereld gaat er vanzelf anders uitzien.

Ik kan ten zeerste aanraden dit boek te kopen en op het nachtkastje te leggen.


284 Het middel tot werkelijke vrede.

Geen enkele regering geeft tegen­woordig toe dat zij het leger onderhoudt om bij gelegenheid optre­dende veroveringslusten te bevredigen; nee, ter verdediging moet het dienen. De moraal die de noodweer billijkt wordt als voorspraak aangeroepen. Dat betekent echter: aan onszelf de zedelijkheid en aan de buurman de onzedelijkheid voorbehouden, daar wij hem als aanvals- en veroveringszuchtig moeten zien, terwijl onze staat ge­dwongen is zich met middelen van noodweer bezig te houden; bo­vendien bestempelen we de buurman, die net zoals onze staat zijn aanvalszucht loochent en ook zijnerzijds het leger zogenaamd alleen om redenen van noodweer onderhoudt, door onze uitleg waarom wij een leger nodig hebben, tot een huichelaar, een sluwe misdadiger, die maar al te graag een onschuldig, onhandig slachtoffer zonder slag of stoot zou overvallen. Zo nu staan alle staten tegenwoordig te­genover elkaar: zij gaan uit van de kwade bedoelingen van de buur­man en de goede bedoelingen bij zichzelf. Deze veronderstelling is echter een onmenselijkheid, even erg of erger nog dan de oorlog: in de grond is zij zelfs al een uitnodiging en aanleiding tot oorlogen, omdat zij, zoals gezegd, de buurman onzedelijkheid toedicht en daar­door zijn vijandige bedoeling en activiteit schijnt te provoceren. De theorie van het leger als een middel van noodweer moet men niet minder grondig afzweren dan de veroveringszucht. En eens komt er misschien een grote dag waarop een volk dat door oorlogen en over­winningen, door de hoogste ontwikkeling van militaire orde en in­telligentie onderscheiden is en gewend er de zwaarste offers voor te brengen, vrijwillig uitroept 'wij breken het zwaard'-en zijn hele legerapparaat tot in de laatste fundamenten verwoest. Zichzelf weerloos maken, terwijl men de weerbaarste was, vanuit een verheven gevoel, -dat is het middel tot werkelijke vrede, die altijd op vredelievendheid moet steunen: terwijl de zogenaamde gewapende vrede, zoals hij te­genwoordig in alle landen rondmarcheert, de onvredelievendheid is, die zichzelf noch de buurman vertrouwt en deels uit haat, deels uit angst de wapens niet neerlegt. Liever te gronde gaan dan haten en vrezen, en dubbel zo lief te gronde gaan dan zichzelf gehaat en gevreesd te maken,-ook dit moet eens het opperste maxime van alle nationa­le samenlevingen worden!-Onze liberale volksvertegenwoordigers hebben, zoals men weet, geen tijd om over de aard van de mens na te denken: anders zouden zij weten dat zij vergeefse moeite doen, als zij zich voor een 'geleidelijke vermindering van de krijgslasten' in­spannen. Eerder is het zo dat pas wanneer deze soort nood het hoogst is, ook de soort god nabij zal zijn die hier als enige kan hel­pen. De boom van de krijgsroem kan alleen maar ineens, door een blikseminslag vernietigd worden: de bliksem komt echter, dat weten jullie, uit de wolk-en uit de hoogte.-

Geen opmerkingen: