Hier onder kunt u 40 aforismen lezen uit het boek ‘Menselijk al te menselijk’ . In totaal staan er bijna 1400 aforismen in en in de Nederlandse uitgave van de Arbeiders pers zijn die verdeeld over ruim 550 bladzijden. Het boek is eerst in losse delen gepubliceerd tussen 1887/80 en in 1886 onder deze titel verschenen.

Het boek is deels geschreven vanuit een zwaar gemoed dat gevoed werd door ziekte, afscheid en twijfel. Door zware hoofdpijnen en slecht ogen is Nietzsche min of meer gedwongen in korte aforismen te schrijven die voornamelijk over de psyche van de mens gaat, grote twijfel of zijn eigen aard, afkomst en toekomst hebben deze keuze natuurlijk gestuurd. Door de vele korte aforismen die ,ondanks hun lengte, toch vaak veel te zeggen hebben is dit boek naar mijns inziens een goed boek om mee te beginnen als Nietzsche onbekend is, een paar aforismen per dag en de wereld gaat er vanzelf anders uitzien.

Ik kan ten zeerste aanraden dit boek te kopen en op het nachtkastje te leggen.


II De vrijheid van de wil en de isolering van de feiten

Onze normale, on­nauwkeurige waarneming ziet een groep van verschijnselen als één geheel en noemt haar een feit: tussen dat feit en een ander stelt zij zich bovendien een lege ruimte voor, zij isoleert elk feit. In werkelijk­heid is ons handelen en kennen echter nooit het gevolg van feiten en lege tussenruimten, maar een constante stroom. Nu is het geloof aan de vrijheid van de wil juist met het denkbeeld van een constant, ho­mogeen, onverdeeld, ondeelbaar stromen onverenigbaar: het gaat ervan uit dat elke afzonderlijke handeling geïsoleerd en ondeelbaar is; het is een atomistiek op het gebied van het willen en het kennen.-Niet minder onnauwkeurig dan ons begrip van karakters is ons begrip van de feiten: we spreken van gelijke karakters, gelijke feiten: zij bestaan geen van beide. We prijzen en laken echter alleen onder de foutieve veronderstelling dat er gelijke feiten bestaan, dat er een rangorde van categorieën van feiten is, die met een verdeling in waarde-klassen overeenkomt: dus we isoleren niet alleen het specifieke feit, maar op hun beurt ook de groepen van, naar wordt aangenomen, gelijke fei­ten (goede, slechte, medelijdende, afgunstige handelingen, enzo­voort)-wat al even verkeerd is.-Het woord en het begrip vormen de duidelijkste oorzaak waardoor we aan deze isolering van groepen van handelingen geloven: we gebruiken ze niet alleen om de dingen te benoemen, oorspronkelijk denken we het wezen van die dingen er­mee te vatten. Woorden en begrippen verleiden ons er nog steeds voortdurend toe, ons de dingen eenvoudiger voor te stellen dan ze zijn, van elkaar gescheiden, ondeelbaar, elk ding een op zichzelf staande wezenheid. Er is een filosofische mythologie in de taal ver­borgen die zich elk moment weer openbaart, hoe voorzichtig men verder ook is. Het geloof aan de vrijheid van de wil, dat wil zeggen, het geloof aan de gelijke feiten en de geïsoleerde feiten, - heeft in de taal zijn vaste evangelist en pleitbezorger.

Geen opmerkingen: